Historie – Geschichte

Met dank aan Ben Olde Meijerink

Het Hohes Haus maakte deel uit van het burcht-complex Nienborg en was gelegen aan de noordzijde ervan. Deze burcht werd in 1198 gebouwd door de bisschop Hermann II van Katzenelnbogen uit Munster op de grens met omliggende landen. Deze burcht, bestaande uit een onderburcht (ca. 1,3ha) en een bovenburcht (0.85ha), ontwikkelde zich al heel snel tot de machtigste vesting van het vorstendom. Beide delen van de burcht waren omringd door 3m dikke en 8 ȧ 10m hoge muren en 15m brede grachten omgeven. De belangrijkste taak ervan was het bewaken van de belangrijke handelsweg tussen Munster en Deventer. De leiding van de burcht was in handen van een “college van burgers”.

Mit Dank an Ben Olde Meijerink

Das Hohes Haus war Teil der Ringburganlage Nienborg und befand sich auf seiner Nordseite. Diese Ringburg wurde 1198 vom Bischof Hermann II. von Katzenelnbogen aus Münster an der Grenze zu den benachbarten Ländereien erbaut. Diese Burg, bestehend aus einer Unterburg (ca. 1,3 ha) und einer oberen Burg (0,85 ha), entwickelte sich sehr schnell zur mächtigsten Festung des Fürstentums. Beide Teile der Burg waren von 3 m dicken und 8 ȧ 10 m hohen Mauern und 15 m breiten Kanälen umgeben. Ihre Hauptaufgabe bestand darin, die wichtige Handelsroute zwischen Münster und Deventer zu schützen. Die Verwaltung des Schlosses lag in den Händen einer Zusammenschlusses von Bürgern.

Nienborg in 1300
Nienborg in 1300

Omstreeks 1359 is er sprake van een eenhoofdige leiding in de vorm van een “Ambtmann”, die vanaf 1364 het dan voor het eerste vermeldde Hohen Haus in de bovenburcht bewoonde. Het oudste gedeelte van het nog bestaande huis, de kern, werd in de 14e eeuw als woontoren gebouwd en maakte toen onderdeel uit van de ringmuur. In de 16e eeuw werd het huis gemoderniseerd en uitgebreid tot het huidige in renaissanse stijl uitgevoerde gebouw. Het rechthoekige in natuursteen uitgevoerde gebouw bestaat uit twee verdiepingen boven een kelderlaag en wordt afgedekt door een zadeldak met schoudergevels als beëindigingen. Bijzonder zijn de stijlvolle ridderzaal en de van tonvormige gewelven voorziene kelderruimten. Naast het huis bevindt zich een kleiner vrijstaand bouwwerk, het Wachtmeistershuis.

In de loop der tijd werd het ambt van Ambtmann verpand aan een lid van de niet adellijke familie Von Sasse om vervolgens over te gaan naar de familie Von Tork en de familie Droste zu Vischering. In 1834 werd het Hohes Haus gekocht door Theodor von Heyden, die het liet verbouwen tot kantoorruimte. Bij zijn overlijden ging het Hohes Haus via zijn dochters in 1905 over naar een neef Lodewijk von Bönninghausen om vervolgens in 1967 over te gaan naar diens zoon baron Lodewijk von Bönninghausen, die er tot zijn overlijden in 2005 woonde.

Momenteel is het Hohes Haus onder gebracht in een stichting die verantwoordelijk is voor het behoud van het huis. In het Hohes Haus is een restaurant ondergebracht, terwijl het kleine vrijstaande Wachtmeistershaus in 2007 is verbouwd tot een bed & breakfast.

Um 1359 leitete ein “Ambtmann” das Anwesen, der ab 1364 das erstmals erwähnte Hohe Haus in der Oberburg bewohnte. Der älteste Teil des bestehenden Hauses, der Kern, wurde im 14. Jahrhundert als Wohnturm erbaut und war Teil der Ringmauer. Im 16. Jahrhundert wurde das Haus modernisiert und um das heutige Gebäude im Renaissancestil erweitert. Das rechteckige Steingebäude besteht aus zwei Stockwerken über einer Untergeschossschicht und ist als Abschluss mit einem Satteldach mit Schulterfassaden verkleidet. Die stilvollen Rittersäle und Kellerräume mit tonnenförmigen Gewölben sind besonders vermeldenswert. Neben dem Haus befindet sich ein kleineres Einzelhaus, das Wachtmeistershuis.

Im Laufe der Zeit wurde das Amtsgebäude des Ambtmanns einem Mitglied der nicht-adeligen Familie Von Sasse übertragen, bevor es zur Familie von Tork und zur Familie Droste zu Vischering wechselte. Das Hohes Haus wurde 1834 von Theodor von Heyden gekauft und in ein Bürogebäude umgewandelt. Nach seinem Tod ging das Hohes Haus 1905 über seine Töchter an seinen Vetter Ludwig von Bönninghausen und 1967 über auf seinen Sohn Baron Ludwig von Bönninghausen, der dort bis zu seinem Tod 2005 lebte.

Derzeit ist das Hohe Haus in einer Stiftung untergebracht, die für die Erhaltung des Hauses verantwortlich ist. Im Hohen Haus ist ein Restaurant untergebracht, das kleine freistehende Wachtmeistershaus wurde 2007 in ein Bed & Breakfast umgewandelt.